Bakkerij Ten Kate te Lutten, heeft 60 jaar een winkelnering gehad, die voortgezet werd door Hofman.
Bron: Genealogie Online
Egbert ten Kate, geboren op 14 juli 1857 in Lutten, van beroep bakker/winkelier, was een zoon van Albert ten Kate en Grietje Mulder. Deze Abert was logementhouder en eigenaar van ‘t Jaaghuus. (‘t Jachthuis)
Egbert ten Kate trouwde op 2 mei 1883 te Avereest met Gerritdina Dorgelo geboren op 23 april 1859 in Dedemsvaart. Zij is overleden op 23 januari 1927 in Lutten.
Hofmans Banketfabriek in Lutten. Artikel uit 2003 20/4 RONDOM DEN HERDENBERGH. Klik om artikel te lezen en te sluiten.
De kruidenierswinkel annex bakkerij aan de Dedemsvaartseweg Noord 106 die W. Hofman vanaf 1950 zou gaan exploiteren, groeide in de loop der jaren uit tot een zowel nationaal als internationaal bekende banketfabriek waar vooral bokkenpootjes werden gefabriceerd. In dit artikel wordt van deze bijzondere ondernemer en zijn bedrijf een beeld geschetst.
K. Oosterkamp
Hofmans jeugd en opleiding
Wiecher Hofman werd op 29 augustus 1928 in Dwingeloo geboren. Zijn ouders hadden daar een gemengd bedrijf van ongeveer tien ha. Na een periode een bedrijf gerund te hebben in Sleen, keerde het gezin naar Dwingeloo terug, waar Wiecher verder zou opgroeien. Als oudste zoon was hij min of meer voorbestemd om zijn vader als landbouwer op te volgen. Daartoe volgde hij ook enige jaren de land- bouwschool te Smilde. Tijdens de oorlogsjaren verbleven een paar onderduikers op de boerderij die ook meehielpen in het bedrijf. Eigenlijk waren er toen een paar handen over en de plaatselijke bakker kon wel enige hulp gebruiken: Wiecher werd in 1943 bakkersknecht. Hij hielp mee in de bakkerij en ventte de producten uit. Het was midden in de oorlog, maar op het platteland kon nog wel steeds brood en roggebrood worden gebakken. Daar ontdekte hij dat het bakkersvak hem eigenlijk veel meer boeide dan het boerenbedrijf en er werd na rijp beraad besloten dat hij zijn toekomst in die richting zou gaan zoeken. Na de oorlog probeerde hij bij verschillende bakkerszaken de nodige praktijkervaring op te doen. Dit ging toen samen met de opleiding aan de bakkersvakschool te Groningen. Via het zgn. leerlingstelsel – werken en leren -verwierf Wiecher zich de nodige vakdiploma’s. Bij Huizinga’s bakkerij in Assen deed hij zeer veelzijdige ervaring op en hij ontdekte dat vooral het banket hem boeide: niet alleen vanwege de grotere creatieve uitdaging, ook commercieel was er wat meer mee te doen. Van meet af aan had hij zich voorgenomen om te zijner tijd een eigen zaak te beginnen: dus ook het middenstandsdiploma werd gehaald, alsmede het kruideniers- en tabaksdiploma.
Nadat hij o.a. in Kampen en Hoogeveen de fijne kneepjes van het vak verder onder de knie had gekregen, was het tijd geworden om aan een eigen zaak te gaan beginnen. Ondertussen waren Wiecher Hofman en Betsy van Triest het eens geworden. Zij stamde uit een middenstandsgezin in Dwingeloo en een eigen zaak was ook voor haar een lokkend perspectief. Ze trouwden op 9 oktober 1950 en enkele weken later betrok het jonge onderne- merspaar een eigen kruideniers- en bakkers- zaak in Lutten.
De kruidenierswinkel en bakkerij in Lutten
Het bedrijfspand dat ze betrokken, was oud en vergde het nodige onderhoud, al met al toch enigszins een financieel avontuur, maar beide ouders stonden borg. Wat erg aantrekkelijk was – en zeker in de toekomst ook zo zou blijken te zijn – was de hoeveelheid grond achter het pand. Bovendien kregen ze de beschikking over stalruimte die naderhand goed van pas zou komen. Het is nu moeilijk voor te stellen, maar toentertijd telde Lutten acht warme bakkers die commercieel gezien allemaal in dezelfde vijver visten. Er moest dus hard gewerkt worden, door beide echtelieden, die nu ook partners in business waren geworden. Het was ‘s morgens erg vroeg dag en die duur- de tot ‘s avonds laat. In het weekeinde, van vrijdag op zaterdag, kwam het regelmatig voor dat het arbeidsproces helemaal niet werd onderbroken door nachtrust. Er was een medewerker in de bakkerij die ook hielp de bakkersproducten uit te venten. Al gauw echter kregen ze het gevoel dat het economisch ging lukken en dat ze zich bovendien in Lutten thuis gingen voelen.
Vaak was er na het broodbakken nog wat tijd en energie over en de oven was nog warm. Dit alles benutte bakker Hofman om zijn oude voorliefde te gaan beoefenen: het banketbakken. Het assortiment ontwikkelde zich met goudmoppen, krakelingen en kokoskoekjes. Al gauw vormden zich voorraden die hij in de winkel niet meer kon omzetten. Daarvoor benaderde hij plaatselijke winkeliers en ook zijn schoonouders verkochten graag zijn koeken en koekjes. Om zijn aanbod nog aantrekkelijker te maken ging Hofman op zeker moment over op het maken van een speciaal koekje: het bokkenpootje. Dit koekje kon nog niet fabrieksmatig worden gemaakt en was zeer arbeidsintensief. In een soort koppelverkoop verhandelde hij zijn exclusieve bokkenpootjes echter voor dezelfde prijs als de overige koekjes. Geleidelijk groeide zijn omzet in Overijssel en Drenthe en de aanschaf van een bestelauto werd noodzakelijk. Ook kon de eerste gebakspuitmachine worden aangeschaft, terwijl in 1955 er een verbouwing plaatsvond om ruimte te creëren voor de toenemende productie.
Omdat winkeliers soms wat aarzelend waren Hofmans producten af te nemen uit angst hun bonuskortingen mis te lopen bij hun leveranciers, benaderde Hofman de groothandel, of misschien benaderde de groothandel hem tegelijkertijd. In elk geval zagen beide partijen voordelen in verdere samenwerking. Om aan de steeds groeiende vraag te voldoen bezon het ondernemerspaar zich voortdurend op mogelijkheden van verdergaande mechanisering van het productieproces. Nieuwe machines deden hun entree, zoals een glaceermachine en een wafelmachine in 1956. Soms waren deze machines niet gewoon in de handel, maar werden ze speciaal op aanwijzingen en wensen van Hofman ontworpen en gemaakt. Ze waren dan bij uitstek geschikt om op een zeer adequate manier in de praktijk te functioneren. Ook de ovens werden gemoderniseerd.
Uiteraard ging deze uitbreiding gepaard met uitbreiding van de bedrijfsruimte in 1957. Door de aanschaf van een automatische kettingoven in 1959 kon de capaciteit verder worden opgevoerd. Daarmee konden de betere koekjes, waaronder de bokkenpootjes, nu in grote hoeveelheden worden gemaakt. Met name deze koekjes vonden gretig een afzetgebied in de noordelijke provincies. In de laatste maanden van het jaar, als de vraag naar bakkerswaren vooral bepaald wordt door de traditionele feestdagen, daalde de vraag naar bokkenpootjes. In die tijd werd dan ook de productie van wafeltjes, knieperties, ter hand genomen.
Hofmans banketfabriek
In 1961 werden de broodbakkerij en de krui- denierswinkel opgeheven en waagde de firma Hofman zich verder op het pad der specialisatie. Er werd weer gebouwd: nieuwe kantoren, magazijn, personeelskantine en bedrijfsruimte. De extra hoeveelheid grond achter het winkelpand kwam nu zeer van pas. In de nieuwe loods ontstond een complete industriestraat voor de volautomatische productie van met name bokkenpootjes en “knieperties”. Alleen de inpaksters aan het einde van de straat raakten de koekjes nog aan. Als het productieproces optimaal functioneerde, leverde dat per uur 30.000 bokkenpootjes op. Deze koekjes vonden hun weg door heel Nederland, maar ook ver daarbuiten. Samen met de heer Bruidegom, vertegenwoordiger en verkoper, ontwikkelde de heer Hofman zodanige contacten dat zijn koekjes geëxporteerd werden naar veertien landen. Hij stond zelf al lang niet meer bij de oven, maar hield wel continue een oogje in het zeil. Tegelijk deed het tot grote omvang uitgegroeide bedrijf een beroep op vaardigheden die indertijd niet in zijn vakkenpakket waren opgenomen. De heer en mevrouw Hofman groeiden met het bedrijf mee, benutten hun zakelijke intuïtie en demonstreerden daarmee dat ze de vereiste managementsvaardigheden van nature bezaten. Op het hoogtepunt van hun bedrijf gaven ze samen leiding aan zo’n 25 medewerkers. Er was weinig verloop, wat kan wijzen op goed werk en beloning, maar ook op goede onderlinge verhoudingen en een prettige sfeer. Dit alles was opgebouwd met hard werken, op tijd profiteren van de naoorlogse welvaartsgroei en voldoende ondernemersgeluk om op het juiste moment die beslissingen te nemen waarvan achteraf zou blijken dat die de juiste waren.
Vanaf 1970 werkte de heer G. van Dijk bij Hofman als administrateur en boekhouder. Daarnaast werd hij ook ingezet als chauffeur, een combinatie die hem wel van pas kwam: zoveel zitvlees had hij nu ook weer niet. Van Dijk herinnert zich een voorval dat uitstekend de slagvaardigheid van de Hofmans illustreert: het kwam nogal eens voor dat hij voor een bestelling vertrok met in de bestelbus niet alleen de bestelde, maar ook een grote hoeveelheid niet bestelde koekjes. Op de vraag waar hij die moest afleveren, kwam het bescheid dat dat wel in orde kwam. Terwijl Van Dijk onderweg naar de klant was, verkocht mevrouw Hofman de koekjes telefonisch aan de desbetreffende klant. Een snellere levering, waarbij geanticipeerd werd op het inkoopgedrag van de klant, was eigenlijk niet mogelijk.
Achter de fabriek hield de heer Hofman een aantal paarden: het boerenbloed kroop tenslotte waar het niet gaan kon. Van de heer Van Dijk werd verwacht dat hij ook mede een oogje in het zeil hield. Op een kwade dag konden zes mannen een bijzonder wild paard niet te pakken krijgen. Om het probleem het hoofd te bieden, werd de hulp ingeroepen van zoon Bemboom, die in Amerika geleerd had een paard met een lasso te vangen. Hij wist het wildwest-probleem in Lutten met zijn behendigheid op te lossen.
Mevrouw Hofman had steeds al aangegeven dat ze het wel aardig zou vinden om op haar vijftigste te stoppen, een wens die des te meer begrijpelijk was door het gegeven dat hun huwelijk gezegend werd met acht kinderen die ook allemaal hun tijd, zorg en aandacht hadden gevergd. In 1979 was het zover: het bedrijf werd overgenomen door firma Van der Heul te Assen die graag de productie voortzette en het commerciële netwerk benutte. In 1983 maakte een brand een einde aan de banketfabriek die ook niet meer werd opgebouwd. De productie werd verplaatst naar het moederbedrijf te Assen.
Het terrein werd overgenomen door het er tegenover liggende kunststof bedrijf “De Wildkamp”.
Tenslotte
De heer en mevrouw Hofman gingen genieten van een wat rustiger vaarwater, hun kinderen en kleinkinderen. Daarnaast maakten zij zich verdienstelijk door een aantal bestuurlijke en maatschappelijke functies te blijven uitoefenen of zelfs te beginnen. Op deze manier konden anderen blijven profiteren van hun zakelijke intuïtie, een kwaliteit die in Lutten in elk geval voor heel erg veel bokkenpootjes had gezorgd.