Ga naar de inhoud

Gemeentelijk Monument

Bron: ‘Monumenten in de gemeente Hardenberg’, uitgave Stichting Historische Projecten, 2008
Eppo Mulder

De voormalige fabriek De Baanbreker is gelegen in het ontginningsgebied aan het gedempte kanaal de Dedemsvaart. Nadat de veengrond ontgonnen was en vrij om te bewerken, gingen Groninger en Gelderse boeren er vooral aardappelen telen. Het was Eppo Mulder uit Sappemeer die naar Lutten kwam om er, in opdracht van een drietal Zwolse heren, een geschikte plek te vinden voor een aardappelverwerkingsfabriek. Die financiers en later commissarissen van de vennootschap waren mr. Willem Jan baron van Dedem, mr. Isaac Antoni van Royen en Herman Löhnis. De vennootschap werd opgericht op 3 mei 1900 en de statuten werden op die dag verleden door notaris Henry van Opstall in Enschede. In het maatschappelijk kapitaal van 200.000 gulden werd deelgenomen door verschillende kapitaalkrachtige adellijke heren als dr. Rudolphe Fredric baron van Heeckeren van Wassenaar, graaf Bentinck van Middachten, mr. Carel baron de Vos van Steenwijk en mr. Albertus van Naamen van Eemnes. Eppo Mulder was een technisch architect. Hij had zijn opleiding gevolgd in Duitsland en had meegewerkt aan de bouw van aardappelmeelfabrieken, onder andere in Polen. In de collegevergadering van Ambt Hardenberg van 20 december 1899 deelde de burgemeester mee dat Mulder van plan was om een fabriek te bouwen nabij het Jachthuis te Lutten aan de Dedemsvaart. De fabriek zou uitlozen in de Dedemsvaart, waardoor men aanvankelijk bang was voor verontreiniging van het water. Omdat de nieuwe fabriek echter verscheidene arbeiders aan werk zou kunnen helpen, verdiende de bouw volgens de burgemeester alle aanbeveling. In januari 1900 kwam toestemming van de provincie, nadat Mulder verklaard had bereid te zijn om op het fabrieksterrein een bassin te maken voor het verzamelen en laten bezinken van het fabriekswater. Daarmee kon het gevaar voor verontreiniging van het kanaal grotendeels worden ondervangen. De maand daarop werd de vergunning verleend door het gemeentebestuur, waarbij als voorwaarde werd gesteld dat de fabriek operationeel moest zijn vóór of op 15 oktober 1900. Het lukte Mulder en de zijnen om aan die eis te voldoen, want uit het archief blijkt dat de fabriek op 8 oktober in gebruik genomen werd. Daarmee was de Baanbreker de eerste grote aardappelmeelfabriek in Overijssel. De financiers vroegen Mulder vervolgens of hij directeur van de fabriek wilde worden. Van architect werd hij zo op 33-jarige leeftijd ondernemer. Nog geen half jaar later, in maart 1901, richtte Mulder een verzoek aan de gemeente om een dextrinefabriek – waarin uit aardappelzetmeel lijm werd gemaakt – te mogen bouwen, bij de bestaande aardappelmeel- en stroopfabriek. Een mand later werd de vergunning verleend. Dat het werken in de nieuwe fabriek niet altijd zonder gevaar was, bleek in februari 1903. Het Salland’s Volksblad meldde toen:

 

Diezelfde krant schreef twee jaar later, in september 1905, dat de aardappelcampagne weer in volle gang was bij de Baanbreker.

Van verschillende plaatsen kwamen tal van schippers de aardappelen aanvoeren. De omwonenden ‘genoten’ van de reuk, terwijl een dikke laag schuim de Dedemsvaart bedekte. De krant besloot het bericht met de wens dat de fabriek zou voortmaken met het aanleggen van een vloeiveld. In dat jaar 1905 werden er heel wat aardappelen vermalen, meer dan 500.000 hectoliter. De daarmee gepaard gaande scheepvaart bracht veel bedrijvigheid met zich mee voor Lutten. Door de opkomst van coöperatieve fabrieken verminderde uiteindelijk wel het belang van de NV’s, waardoor dergelijke grote hoeveelheden aardappelen als in het topjaar 1905 nooit meer werden verwerkt. Twee jaar later, in maart 1907, werd de volgende uitbreiding door Mulder aangevraagd, maar dan als directeur van de naamloze vennootschap De Baanbreker. Het plan betrof een uitbreiding van de bestaande dextrinefabriek door de aanbouw van twee vleugels. In de dextrinefabriek werd ook gom gemaakt (het plakmiddel voor postzegels). Ondanks dat deze fabricagemethode nogal gevaarlijk was vanwege het gevaar voor stofexplosies, hebben zich bij de Baanbreker nooit moeilijkheden voorgedaan. Hoewel er geen explosies waren, brak er wel enkele malen brand uit. Op 12 mei 1913 bijvoorbeeld, toen de fabriek nog continu in bedrijf was, brak even na middernacht brand uit. Tegen de tijd dat de eerste hulp arriveerde, stond de fabriek al in lichterlaaie. De gehele nacht en de daaropvolgende dag werd geblust met de toen nog primitieve brandspuiten. De aardappelmeelfabriek en de dextrine-afdeling brandden geheel uit. De glucosefabriek bleef behouden. Bij de herbouw door aannemer Datema uit De Krim, onderging de fabriek wel enige veranderingen. De dextrinefabriek kwam los van de aardappelmeelfabriek te staan. Bij de fabriek stond vanaf het begin een schoorsteenpijp. Deze schoorsteen voerde de rook af die vrij kwam bij de verbranding van de kolen voor de stoommachine, die gebruikt werd om de verschillende machines aan te drijven. In juli 1950 werd de schoorsteen tot drie keer toe tijdens een onweersbui geraakt door de bliksem. Daarbij kwam de gehele bovenrand los te liggen. Tijdens de restauratie werd een bliksemafleider op de pijp aangebracht. De lokale krant berichtte toen: velen kijken naar boven als die mannen op duizelingwekkende hoogte hun werk verrichten. Die oude schoorsteenpijp werd in 1987 gesloopt. De pijp die nu nog bij het complex staat, dateert uit 1918 en is in 2008 grondig gerestaureerd.

In de Baanbreker maakte men aardappelmeel, stroop, dextrine en zetmeelderivaten (lijmsoorten, puddingpoeder). De fabriek heeft zijn naam eer aangedaan door voor vele inwoners van de Lutter gemeenschap inderdaad baanbrekend werk te verrichten. Voor hen betekende de fabriek een arbeidsplaats.

Het Salland’s Volksblad van 6 september 1957 meldde:

In 1960 werd de handelsnaam gewijzigd in Meihuizen Boon’s Fabrieken n.v., statutair gevestigd te Groningen. De aardappelen werden toen al vermalen in de fabrieken van W.A. Scholten. In verband met de verplaatsing van de onderneming van Lutten naar Foxhol, kwamen de fabrieksgebouwen leeg te staan. In 1961 werd het complex verkocht aan de heer Hazenberg. In eerste instantie werd het gebruikt voor de opslag van slaapkamer meubelen, terwijl er tevens een tapijthal in gevestigd was. Het was in 1968 dat het voor de fabriek liggende gedeelte van het kanaal werd gedempt en er een moderne verkeersweg werd aangelegd. Tegenwoordig is de fabriek eigendom van de heer De Wilde uit Ommen en wordt er niet meer in aardappelen maar in plastic gehandeld, onder de naam Wildkamp b.v.